Screenshot uit The Poor Only
Rafia Salameh (niet haar echte naam) is een 32-jarige activiste uit Damascus. Ze werd sinds 2011 vier keer opgepakt door de veiligheidsdiensten, maar wil haar land niet verlaten en blijft vechten voor de vrijheid van Syriërs. ‘Je kunt Damascus het beste vergelijken met Noord-Korea’, zegt ze. ‘De muren hebben oren en je beste vrienden kunnen je verraden’.
Rafia Salameh, politiek activiste en filmmaker uit Syrië, was voor de zomer in Nederland, als een van de vrouwen die met steun van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van binnenuit verslag doet over haar land. Haar bijdrage was een korte film over Damascus, geschoten met een verborgen camera. In The Poor Only (promo) praten twee vriendinnen over hun leven tijdens deze oorlog: dat van de rijke vrouw kabbelt voort, met fitness, tangolessen en de nieuwste telefoon. De arme vriendin blijft in vorm doordat haar leven totaal is veranderd. Ze moet rennen om de bus te halen en urenlang in de modder op lekkende schoenen in de rij staan voor wat voedsel. Haar leven bestaat uit overleven in armoede en soms vraagt ze zich af of dit bestaan nog wel de moeite waard is.
Salameh noemt zichzelf een politiek activiste en filmmaker. Na twee dagen in Nederland roert ze ontspannen in haar koffie, terwijl ze eigenlijk gewend is om op haar hoede te zijn. In Damascus is de geheime politie overal en kan je zomaar worden opgepakt als iemand vermoedt dat je iets tegen het regime van Assad hebt.
De Syrische hoofdstad mag dan vredig lijken vergeleken met een verwoeste stad als Aleppo, het leven is er het beste te vergelijken met dat in Noord-Korea, vindt ze: ‘Ook hier denken mensen dat Assad god is, scanderen ze luidkeels: “Voor altijd, voor Assad” alsof hij onsterfelijk is. We worden van kleins af aan geïndoctrineerd, we moeten op school iedere dag voor hem en zijn vader salueren, zijn portret staat op elk schrift en op ieder blocnote. Dus wie gelooft wat de kranten en televisieshows zeggen, raakt ervan overtuigd dat hij een held is’.
Rafia bemerkte in 2011 hoe fragiel de Arabische lente in Syrië was: ‘Iedereen in mijn omgeving leek vóór de demonstranten in Egypte en Tunesië en ik praatte vrijuit over mijn activistische bezigheden in het hotel waar ik werkte. Totdat de politie mij tijdens een lunchpauze kwam ophalen. Een bevriende collega had me aangegeven. Ze deden me voor de ogen van mijn collega’s handboeien om alsof ik een misdadiger was. Daarna namen ze me mee naar mijn huis. Alles werd ingeladen, mijn boeken, cd’s, mijn laptop, geheugenkaarten en usb-sticks’.
Ze werd een week lang ondervraagd: ‘Waarom was ik niet meer patriottistisch? Waarom gedroeg ik me niet als een vrouw en ging ik niet trouwen en afwassen? Ik was ervan overtuigd dat ik nooit meer vrij zou komen. Maar na een week kreeg ik amnestie, net als alle anderen die in de eerste twee weken van de demonstraties waren opgepakt’.
In totaal werd ze vier keer gearresteerd. Ze kwam vrij door te liegen over haar deelname aan demonstraties of door het betalen van een borgsom. Haar vierde arrestatie in 2015 liep minder fortuinlijk af. Salameh deed mee aan een televisieprogramma van een vriendin: ‘Je zag gewoon een stel Syriërs bij elkaar die de stand van het land bespraken. Ik werd onherkenbaar in beeld gebracht. Toen kregen ze mijn vriendin te pakken en mishandelden haar, tot ze ging praten.’
Uiteindelijk belandde ze in de Adra gevangenis, de hoofdgevangenis van Damascus. Daar zijn vrouwelijke politieke gevangenen slechter af dan criminelen. Ze mocht niet naar huis bellen om te laten weten dat ze nog in leven was, geen boeken lezen, en kreeg geen buitenlucht te zien, allemaal dankzij persoonlijke decreten van de gevangenisdirecteur. Na drie maanden kwam ze vrij (na betaling van 6000 dollar smeergeld) en dook ze onder.
Gelukkig circuleert haar naam nog steeds niet op de lijsten van de geheime diensten: die vinden zo’n seculiere vrouw met goede contacten vooral lastig. Maar ze is alles kwijtgeraakt en weer afhankelijk van haar familie. Haar vader is een sjeik en soefi-imam, haar moeder een analfabete die niets met politiek te maken wil hebben. ‘Mijn ouders steunen mij en zijn trots op me. Mijn vader heeft mij altijd precies zo opgevoed als mijn broer. Op mijn 22e werd ik atheïst, deed mijn hoofddoek af en verliet mijn ouderlijk huis, wat tamelijk uniek was voor een meisje uit Damascus. In het begin was ik bang voor een leven zonder god, totdat ik me bij een groep activistes aansloot die allemaal tot de oppositie behoorden. Vanaf dat moment wist ik dat de strijd voor vrijheid mijn levensdoel zou zijn.
Een vriend vertelde mij dat IWPR gratis schrijfworkshops gaf en die ben ik gaan volgen. Ik kreeg een camera en ze hebben me aan werk geholpen. Door voor hun website Syria Stories te schrijven, kon ik wat geld verdienen.’
In 2013 hielp Salameh een vrouwencentrum in Oostelijk Ghouta oprichten, en zag er de gevolgen van Assads chemische gifgasaanval. Zolang de oppositie het gebied in handen had, reisde ze er wekelijks naartoe en smokkelde levensmiddelen, printeronderdelen of dollars mee in haar ondergoed. ‘Vijftien kilometer is geen lange afstand, maar de reis duurde een hele dag omdat je langs talloze checkpoints moest.’
De druk en de dreiging voor nieuwe arrestaties eisten drie jaar geleden hun tol. De activiste kreeg angst- en paniekaanvallen, bracht de dagen in Damascus depressief in bed door, en werd verlamd door huilbuien telkens als ze zich moest voorbereiden op een nieuwe tocht. Na wekelijkse sessies bij een psychiater kan ze het leven weer een beetje aan.
Opvallend is dat ze haar vrienden die tot de oppositie behoren, benijdt. Zij worden weliswaar gezocht en zijn hun leven niet zeker, maar ze kunnen wel vrijuit met elkaar praten over hun plannen en hun dromen. Zelfs de mensen die in door IS gecontroleerd gebied wonen, beleven een ander soort angst dan wat zij voor Assads geheime politie voelt. ‘Ik vertel mijn beste vrienden nooit wat ik doe, ook al vertrouw ik ze en staan ze nog zo dicht bij me. Maar als je door een veiligheidsdienst bijna doodgeslagen wordt, verkondig je na een tijd zelfs leugens over je eigen vader en moeder. Dat zwijgen maakt ontzettend eenzaam’.
Nu het regime het gebied weer in handen heeft, zijn haar wekelijkse tochten ten einde. Ze is van plan om onder haar eigen naam lezingen en adviezen te geven aan mensen die haar idealen delen. Haar nieuwe filmproject gaat over de dood: ‘Veel Syriërs verlangen daarnaar omdat hun leven zo inktzwart en uitzichtloos is. Zij denken dat het een verlossing zal zijn. Ook mijn vader gelooft dat het een vreugdevol moment is als je doodgaat en je je god ontmoet. Wat kan je op zo’n moment over je leven vertellen? Dat verlangen wil ik vastleggen, zodat ook buitenstaanders onze wanhoop begrijpen.’